LJOCHTE LINEN – LJUSA LINJER
Ik haal de kunstwerken uit de kofferbak van mijn oude Zweedse Volvo. Betske zwaait me tegemoet aan de overkant van het water, met haar andere hand trekt ze de grote bolderkar – speciaal gemaakt om dingen naar de boerderij te vervoeren.
Vanaf de parkeerplaats wandelen we met de kar vol kunst over het bruggetje De Draai, langs het water. Ik denk aan hoe het werk, gemaakt in mijn atelier in het Zweedse bos, straks hangt in de galerie, in dit landschap vol weidsheid. Het valt me op hoe ver ik kan kijken, alsof mijn ogen nog schuw zijn voor zoveel zicht.
Gisteravond laat kwam ik in Nederland aan; ik ben nog een beetje verreisd. In de verte zie ik boerderijen, molens, water, weilanden, de was die wappert in de wind, een ooievaar en een ganzenfamilie. Het zijn onbekende figuren, die me toch vertrouwd voorkomen. En als ik ernaar vraag, heeft Betske bij alles een verdiepend verhaal.
Bij de galerie zijn Feya en Jan al aanwezig: bekenden van de galerie, een kunsthistorica en een kunstenaar, bevriend met Betske. Ze helpen me bij het opbouwen en cureren van de expositie. Tijdens het koffiedrinken praten we over kunst, maar ook over aalscholvers, de bouwkunsten van bevers, geadopteerde honden en hoe we het allemaal op onze eigen manier waarderen om op het platteland te wonen.
Die dag zoeken we samen naar een verhaal dat al verborgen lag. De harmonie van kleur, de hoogtes en breedtes van zware, ruige lijsten, de grenzen van de ruimte, onze unieke ervaringen en expertises, de oppervlaktes van de muren, de gewoontes en richtlijnen van de galerie – alles speelt een eigen rol.
Het verhaal wordt langzaam zichtbaar: een harmonie waarin dingen de juiste plek krijgen, het onbekende begint te spreken en tot rust komt. De kleuren en vormen geven ons nieuwe inzichten. Zo is dat met kunst – er is altijd ruimte voor iets onbekends. Feya merkt op – terwijl ze dichtbij het grote donkerblauwe werk staat – hoe woorden verborgen liggen onder de lagen, en ook dat er een orde schuilt in mijn chaotische heen-en-weer lopen. Ik waardeer hoe ze me mijn gang laat gaan, en hoe ze me subtiel en toch ook zeker richting weet te geven.
Er zit een zon in mij die soms achter de wolken verscholen gaat en soms vurig brandt. Ik probeer een lampje van een spot die loszit aan te draaien. Het lampje knapt en een deel van de verlichting gaat niet meer aan. Betske roept een buurman om hulp, die meer van elektriciteit weet. Tot onze opluchting repareert hij de verlichting. Maar later blijft ook het water in het toilet stromen; ik mag het niet meer gebruiken. “Niemand anders heeft dit probleem,” zegt Betske. Later zwaai ik een grote glazen schuifdeur open die al lang vastzat. Nu verdenkt Betske me van magische krachten, zowel destructief als helend. Ze zou gelijk kunnen hebben. Een vriend noemde mij ook al eens een engelachtige, duivelachtige eilandbewoner.
Het invoeren van de Zweedse en Friese woorden op het toetsenbord vereist een onvoorziene vertraging van precisie en geduld, met alle verschillende diakritische tekens die die talen met zich meebrengen. Diakritisch komt van ‘onderscheiden’. Maar wanneer ik de kunstwerken in het Fries en Zweeds vertaal, ontdek ik allitererende overeenkomsten, zoals: Ljochte linen -Ljusa linjer.
Ook in de lucht buiten zijn lichte lijnen actief, flitsend uit de bulderende donkere wolken. “Het is voor het eerst deze zomer dat het onweert,” zegt Betske. Ze stelt me gerust dat ik niet bang hoef te zijn dat het hier inslaat, want de boerderij heeft goede bliksemafleiders.
De zon brandt net zo fel in mijn enthousiasme als even later het nachtblauw van mijn melancholie. De dag voor de opening krijg ik plankenkoorts en verlang ik naar stenen met mos in het Zweedse bos, waar ik kan schuilen en geen mens mij ziet. Gelukkig brengt die avond een gesprek met een vriendin, die veel ervaring heeft met plankenkoorts, mij rust en herkenning. En word ik, na een ononderbroken nacht met jonge kinderen, wakker met hernieuwd enthousiasme.
De opening brengt zon, licht en een heleboel lieve, bekende en onbekende mensen.
Feya opent met een diepgaande reflectie over mijn werk, wat mij dankbaar en een beetje verlegen stemt. Er is prachtige muziek van mijn eilandvriendin Roos Dros, en mijn geliefde Friso zingt mee met het lied Island Song – een lied geschreven door Roos’ vader Jaap, die precies op dezelfde dag twee jaar geleden overleed. Island Song brengt me terug naar waar mijn werk om draait: de liefde voor de natuur en de liefde voor liefde.
Roos zingt ook nog een ander lied – een ode aan de kustlijn. Het is mijn favoriete lijn van schrift: de golven, grillig en harmonieus, spoelend in het zand. Hoe de zee schrijft is van een kracht waar ik alleen van kan dromen.
Op de onnavolgbare manier van het leven worden de dingen samen gedroomd. In een verhaal, in een galerie in Oosthem – waarvan ik even de verteller mocht zijn. Dankjewel.
Mare Hilstra
9 september 2025

Op gezette tijden verschijnt hier een blog of column. Geschreven door iemand die nauw betrokken is bij Galerie Oosthem.
Vandaag zie ik de tijd
spiegelend voorbij mij glijden,
waar gebeurtenissen op zichzelf zijn,
slechts mijn betrokkenheid verbindt
ze tot veranderlijk geheel.
Ik verbeeld me grip
op het een en ander te hebben,
ook
wat zich in mijn geest afspeelt
neem ik in ogenschouw of
is pijnlijk rumoer.
Bij allebei versplintert de spiegel de tijd.
Far Weevers (1940-2019)
Uit: Verzamelde gedichten
Wat er gebeurt, staat te bezien (2024)