Gedichten van Ina Schroders-Zeeders

Uitgezocht, om nader kennis met haar te maken.

de ôde kôb sjogt ús wol mar tinkt net:
‘wat get er troch de minsken hinne
bedèl mi ien dûn,
lons ut strân en ien ut bos?’
de ôde kôb fjogt syn eigen fjugt

syn schreeuw trochklieft de ochtendmist
syn roppen klinkt oer de rêde daken
syn vleugels scheerje 
lons de graven, troch de lucht
mar de ôde kôb tinkt net om ús

hy sjogt ús wol
hy wit dat wy forby geen ien è tiid
en dat hy nog wol bloewen sol
hy fjogt syn eigen flucht
syn freiheit tegemoet

Top 1000

Ze duwt van binnenuit tegen mijn wangen,
Het vel van mijn gelaat veert mee en wordt haar kin,
Haar wangen en haar lippen buigen in de mijne.

Zo zag zij dus het licht: nu door haar ogen is de zee die zij verachtte
Niet van zilver maar van dood – háár broer is er gebleven en ik had er geen
Om te beseffen hoe verdriet een mens kan tergen.

Al vanaf de schoot beging ik met haar fouten in herhaling.

Moeder die nu in mij zit, voor altijd één, geen nakende geboorte,
Voel ik jou en generaties van je bloed.

Maar ik zeg U; ik ken u goed. Ik ben u, ben uw bloed en huid, tot op het bot
Voel ik vandaag uw tranen.

vergeten drijft een wolk voorbij,
de lucht waait over vroeger.
het komt niet terug wat is gedaan, 
de horizon blijft evengoed een lijn van niets
als een doel dat nooit bereikt wordt 
en hier aan zee ligt urenlang het strand vóór mij 
om te begaan en verderop te raken.

dit eindigt niet al ben je weg,
een zilte bries fluistert je naam, je ziel komt naderbij.
de wolk lost op en drijft zijn weg.
ik zie je staan: een trilling op het strand, meer niet, 
de verschijning komt in golven,
maar een droom waarin jij  spreekt, en níet bent vergeten.
niets blijft maar alles fluistert voort,
in schelpen die nu openstaan.

ik weet hier drenkelingen van gezonken schepen, 
bedolven, dood; elders deed hun leven er wel toe.
een jonge meeuw, al wees en schreeuwend, zwijgt als je verdergaat,
ook hij beseft dat je bent doorgegaan.
mijn zilte bries, zomaar ontstaan, 
waait stilaan verder, maar heeft wel geweten
dat hij is gehoord. ook ik kan nu weer gaan.

voorbij is iets dat nooit voor mij eindigt
je ziel drijft weg op de golven
maar jij blijft elders leven. 
wees mijn stil geweten

Er staat geen letter hier te veel, dit alles moest ik schillen voor de zekerheid, want ieder woord verschuift de tijd tot waar ik wezen moet. Tot waar ik wezen ben dat duidt en toont.

Een dichter word je niet van zinnen rijgen tot een vers. Bij elke strofe valt een schil tot ik de naakte vrucht kan laten proeven, maar bitter is het rotte vlees dat hier te lang heeft moeten toeven. Neem. Dit is de smaak ontdaan van gif en middel voor de glans. Vraag niet aan mij de pitten weg te gooien. 

Het blad weerspiegelt nu nog fraai de wereld om mij heen, totdat het zuur het lemmet verder bijt. Neem vast een hap en proef de klanken, smaak die tintelt tot je oren. 

Het is een pen, het vlees verwordt tot inkt en blauw, het rot terwijl mijn wezen omrolt tot een bal.

Mijn schil zal zeker dienstdoen als compost.

Dat ik alleen ben en de regen hoor
Dat ik alleen de regen hoor
Dat ik alleen ben

Dat alleen ik de regen hoor
Dat alleen ik
Dat alleen ik ben

Dat ik hoor
Dat alleen ik hoor
Dat de regen 

Dat de regen en ik
Samen alleen
Bij elkaar horen

Dat hoor ik
Dat hoort de regen
Dat hoort alleen de regen
Dat hoort alleen ik 

Zo hoort het
De regen hoort
Alleen de regen hoort

Mij hoort hij alleen
Alleen de regen hoort

De regen wordt gehoord in dorre mensen
In verre dalen wordt het een rivier
Maar hier:

Alleen mij hoort de regen toe
De regen doet er toe
Alleen de regen.
Hoor mij.

27 mei 2019
(voor cirkel 88 – 3 juni 2019)

Geïnspireerd op het werk van GJ Slotboom

mist lijkt het nog lang vol te houden
een dag meer of minder zal alles bedekt zijn
met de mantel waaronder is liefgehad

voor het herfst werd
voor de winter kwam
voor de boer haar vergat

distels staan waar niemand ze ziet
omdat niemand er komt
maar de zon wil de grond terug

het pad ritst open,
vruchtbaar ligt ze daar
en wacht dampend af hoe de boer
de distels trotseert

Naar aanleiding van
Thistle (fertile ground) – GJ Slotboom

het is luchtledig tussen ons
vacuüm klampt jouw vel aan mijn huid
de julimaand versmelt onze gedachten
wij zijn een

niet meer uit elkaar te houden
en de kamer raakt steeds voller 
met zware betekenis en verwachtingen
met jouw sciencefiction boeken

benauwend eerlijk 
schuurt je lichaam tegen mij aan,
jij wil seks en ik wil lucht
buiten zijn de vogels vrij

hun vleugels wuiven koelte
ik voel je door me heen gaan
het raam kan eindelijk open
frisse lucht waait over asimov

Naar aanleiding van
Waiting for fresh air – GJ Slotboom

van binnen zie je er zo uit: 
doorgroefd Fries landschap 
zon ontberend, zilveraderen 
doorklieven vette klei

dat daar ben jij, nog winterdood 
met loden bloed en deels nog ongeboren
het vel strak, dorrend om je ribben
waar hoop je op? dat je ontsnappen kan?

dat iemand hier nog zaaien zal?
je weer tot leven wekt?
waar sta je als je alles hebt verloren
waar ben je tussen dood en klei?

in deze dagen wacht de boer
die over al regeert zijn kansen af 
hij voedt de aarde, 
zorgt voor lucht en zon

jij mens gedijt in deze tussentijd 
jij mens van amper vlees en bloed
bent meer nog dan zijn vrucht
je eigen schepping, een verhaal 

dat verder gaat 
voorbij zijn stalen horizon

Naar aanleiding van
Skiere Sinne – GJ Slotboom

maak alles goed
nu wij het zijn verloren
nu wij de weg niet weten
en dolen in de nacht

van duistere verwachting
kun je hopen dat het meevalt
het groene water zweert
uit wonden van de aarde

er is zoveel van waarde
dat bloedt
en in de lucht verdampt
vergaat in onverschilligheid

maak dan iets goed
met zinnen die ons helen
met woorden eerder nooit zo neergezet
dat ze ons konden vinden

Naar aanleiding van
Paradise Lost

geen werkelijkheid is wreder dan balans
het hebben van gelijk, het overtallige verwijderd
in woorden, mensen,
rigoureus ten bate van de symmetrie
in alles evenknie
net zoveel dag als nacht
voor de perfecte datum
twee van jouw vrienden als getuigen, twee van mij

soms slaan de schalen door
soms breekt de spiegel in twee helften
die elkaar niet willen zien
schept men met beide handen 
die niet weten van elkaar
hoe zwaar de suiker weegt
hoe zoet het witbrood smaken moet
een weger heeft altijd gelijk

Naar aanleiding van
Weighing Sugar – GJ Slotboom

Geïnspireerd op het werk van Bert Otter

zij duiken op vanuit de horizon
kopje onder gaan ze in de mensenzee

een overvloed aan afgenomen voortbestaan
dobbert langs de blinde schepen

als zwarte vruchten drijven hoofden 
voor zij zinken en ten onder gaan

zij nemen alles mee, in vlug gepakt bagage
hun leven en ons zelfrespect 
en spoelen aan op onze schaamteloze kust

de ruggen naar hen kerend in het zand
verliggen wij en ons stil vragend kroost
wij kijken hen niet aan en eten zure mandarijnen

Naar aanleiding van
Het hoofd boven water houden – Bert Otter

de reis vangt aan bij het grote water

afscheidswoorden haastig nog gezegd, getext,
fladderen in de richting van het thuisland
dat nu nog rest in geuren en het oranje van de rubberboot, 
het blauw van de zee, het zwart van de mensen

het ga je goed. denk aan mij. ik zal je spoedig laten overkomen. 
pas op onze moeder. zorg voor ons kind. let op jezelf. heb je alles? 
behouden vaart. tot gauw.

als ik je weerzie… als dit goedkomt… 
vaarwel mijn lief. tot spoedig. het duurt niet lang.  het komt goed. 
denk aan mij. denk aan ons. tot ziens! we vertrekken. 

geen bereik meer 
ik ben bang
water

Naar aanleiding van
Deze reis wordt u aangeboden door de (on)machtigen der aarde – Bert Otter